Uit Melkveebedrijf magazine: Soepenberg gebruikt standaard Feed’MORE’ bij inkuilen gras en mais.

Het artikel uit Melkveebedrijf (PDF)
Maatschap Soepenberg gebruikt in al haar kuilen toevoegmiddelen. Het uitgangspunt is het verbeteren van de ruwvoerefficiëntie om met zo min mogelijk voeraankopen een hoge productie te realiseren. De combinatie van broeiremming, conservering- en verteringbevorderende bacteriën heeft ertoe geleid dat de huidige ruwvoerconversie 1,7 bedraagt. Al zorgt Soepenberg er wel voor dat de randvoorwaarden aanwezig zijn om de conservering alvast een goede start te geven.

Op de hoek van de werktuigenloods van maatschap Soepenberg ligt een bladblazer met een verlengkabel die lang genoeg is om bij de vlakbij gelegen maissleufsilo te komen. Met de bladblazer werkt Gert Soepenberg dagelijks zijn kuil bij. “Je moet zuiniger zijn met ruwvoer want voor een hectare mais betaal je ongeveer 2000 euro”, aldus Gert.

Met ongeveer 20 000 kilogram melk per hectare is Soepenberg behoorlijk intensief en deels afhankelijk van de aankoop van snijmais. In dat kader maakt de veehouder ruimschoots gebruik van toevoegmiddelen. De aanleiding was een berekening van de ruwvoer efficiëntie op het bedrijf. Met 1,7 kg meetmelk uit 1 kg droge stof scoort Soepenberg hoog, terwijl er alleen additieven bij de grasoogst werden toegevoegd. Sinds 2011 mengt de veehouder ook inoculanten door de mais en ziet ook daar een nog betere efficiëntie.

Broei, conservering en enzymen
Dat de kuilverbeteraars effect sorteren blijkt wel uit de analyses die Soepenberg van elke partij laat maken. De conserveringsindex fluctueert tussen 81 en 97, terwijl het streeftraject zich tussen 80 en 100 bevindt. Met de conserveringsindex wordt de relatie tussen de zuurtegraad (pH) en het drogestofpercentage aangeduid. De gemiddelde pH van Soepenbergs kuilen ligt op ongeveer 4,5 met een gemiddeld drogestofpercentage van ongeveer 47.2 %. Dat percentage past Soepenberg goed. “Boven de 50 wordt het te droog.” Om te voorkomen dat het gras op het veld te droog wordt, maait Soepenberg zijn areaal vaak in twee keer. “Met één dag moet het gras in de bult zitten. Als we alles ineens maaien moeten we of de loonwerker inschakelen of het gras wordt te droog.” Soepenberg maait het gras bij voorkeur rond de 3.000 kilogram drogestof. “Omdat we melken met een melkrobot, moeten we wat meer structuur in het rantsoen houden. Dat doen we door het gras wat langer te maaien.” Met een structuurwaarde van 3,2 scoort Soepenberg bovengemiddeld. Om die reden geeft hij de voorkeur aan het werken met een opraapsnijwagen.

 Om de structuurwaarde aan het voerhek te waarborgen is het toegepaste inoculant van Soepenberg ook voorzien van een broeiremmer. Broei kost immers ook structuur.  “De kuil blijft makkelijk een dag of tien koud” zo heeft de ondernemer ervaren. “Terwijl we toch voer laden met een klem zijn onze kuilen in theorie vatbaarder voor broei omdat we geen glad snijoppervlak achterlaten”. Soepenberg haalt daarbij wel aan dat hij een behoorlijke voersnelheid heeft. “Een gedeelte van onze voerplaten is maar 6,5 meter breed, waardoor je geen hoge kuilen kunt creëren. Dan heb je al snel een hogere voersnelheid.”

Soepenberg vervolgt met een ander voordeel: “Omdat de kuilen langer koud blijven is het mogelijk om meerdere kuilen naast elkaar te voeren. De relatief eiwitrijke meikuilen wil je toch vaak combineren met een andere kuil.” Een blik op de analyses van Soepenberg leert dat het met de broeigevoeligheid van de kuilen wel meevalt. Met uitzondering van één kuil. “In 2011 ben ik eenmaal van mijn vertrouwde product afgestapt en heb ik een inoculant gebruikt van een andere leverancier. “Dat bleek alleen een conserveringsmiddel te zijn en geen broeiremmer, waardoor deze op de analyse als broeigevaarlijk wordt aangemerkt.”

Enzym voor betere vertering
Ook de derde functie die het bacteriemengsel vervult, kan Soepenberg in de praktijk beamen. De aanwezigheid van enzymen is aan het voerhek merkbaar. “Het berekende rantsoen wordt vaak niet volledig opgenomen door de koeien, terwijl toch de productie gehaald wordt”, zo bevestigt Soepenberg de werking van het enzym. Hij plaatst er echter wel een kanttekening bij. “Het melkzuur dat wordt uitgescheiden om de kuil sneller te conserveren, heeft ook een positieve invloed op de geur van de kuil. Het oogt en ruikt veel smakelijker. Dat kan ook de opname beïnvloeden.”